Gaan met God
Wat een geweldig nieuws: een doorstart – nieuw leven – voor het tijdschrift Prana onder de naam Mantra. Het getuigt van moed, bezieling en passie van de redactieleden om zo’n stap te nemen in deze voor tijdschriften toch moeilijke tijd. Je hart volgen, ook al ga je daarmee tegen de stroom in. Een prachtig voorbeeld van spiritualiteit in de praktijk brengen! Wat zou ik de Bijbel ook zo’n mooie, nieuwe doorstart gunnen …
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik retraites kan aanbieden in een imposante, veertiende-eeuwse kerk. Het serene monument werkt als een magneet op de mens die naar rust en verdieping zoekt. Gelovig, ongelovig of andersgelovig, dat maakt niet uit. Het traditioneel rooms-katholieke interieur, compleet met altaar, biechtstoel en beelden van heiligen en engelen, imponeert en inspireert. Maar oh wee als ik tijdens mijn begeleiding de Bijbel citeer of de naam van Jezus van Nazareth laat vallen. Ongemakkelijke stiltes en argwanende gezichten van deelnemers zijn het gevolg. Hoe anders zijn de reacties als ik de Boeddha noem of als ik put uit het chakrajargon van de yogatraditie: glimmende ogen en gretige vragen. Dat doet mij pijn.
Tijdens mijn eigen spirituele zoektocht ben ik gaandeweg steeds meer onder de indruk geraakt van de rijkheid van het Nieuwe Testament. De ontdekking dat de Bijbel op verschillende niveaus gelezen kan worden en dat de weg naar God in beeldtaal is verwerkt in de evangelieverhalen heeft een enorm enthousiasme bij mij losgemaakt. Het heeft mijn kijk op Jezus van Nazareth compleet veranderd en mijn eigen relatie met God gevoed en verdiept.
Hoe blij was ik dan ook met de uitnodiging van de redactie van Mantra om een bijdrage te schrijven voor het eerste nummer. Als er mensen zijn met wie ik mijn ontdekkingen en enthousiasme zou kunnen delen dan zijn het de Prana-Mantra lezers wel! Graag neem ik u dan ook nu mee op een korte ontdekkingsreis door de beeldtaal van de Bijbel. Het toepasselijke thema van deze Mantra is leven. Wat heeft Jezus, bij monde van de evangelisten, ons hierover willen leren?
De zoon van de weduwe uit Naïn
Laat de doden hun doden begraven [1] is een van de gevleugelde uitspraken van de man van Nazareth. Deze woorden sluiten aan bij een opvatting die we in bijna alle spirituele tradities terugvinden: wie een leven leidt dat is gericht is op de buitenwereld, op de materie, wordt gezien als een dode, een slapende. Ook termen als dronken, blind, verdwaald en gevangen worden gebruikt voor deze staat van spirituele onbewustheid. Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten kunnen we lezen in een brief van de apostel Paulus [2]. Leven betekent in de evangeliën: gaan met God. Een bewustzijn dat doorstraald wordt met het licht van Christus.
Spiritueel ontwaken is helaas niet zo simpel als het proces van wakker worden en opstaan dat we iedere ochtend meemaken. En evenmin is het iets wat we geheel zelfstandig tot stand kunnen brengen, zoals sommige moderne goeroes ons willen doen geloven. Het is een weg die je samen met God gaat. Een jarenlange weg van zuivering en onthechting, waarbij het uiteindelijk God zelf is die jou uit ‘de dood’ opwekt. Een genadedaad die niet kan worden afgedwongen, maar geduldig moet worden afgewacht.
In de evangeliën (de eerste vier boeken van het Nieuwe Testament: Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes) kunnen we dit spirituele principe terugvinden in de verhalen over Jezus die een aantal dode mensen weer tot leven wekt. De beschrijvingen van deze spectaculaire gebeurtenissen zijn alle doortrokken van inwijdingssymboliek die erop duidt dat het in deze verhalen niet gaat om het reanimeren van dode lichamen, maar dat het Goddelijke initiaties betreft die de ingewijde laten opstaan uit de geestelijke dood. De ziel van de spirituele aspirant wordt tot leven gewekt, niet zijn lichaam. Wat is dan de symboliek die aanleiding geeft om deze conclusie te trekken?
In het verhaal over de gestorven zoon van de weduwe uit Naïn bijvoorbeeld wordt de dode net door een stadspoort naar buiten gedragen als Jezus langskomt [3]. Een poort of deur is hét klassieke symbool voor de overgang naar een nieuwe fase, naar een andere staat van bewustzijn. Een weduwe is een spirituele metafoor voor iemand die het contact met God heeft verloren. In dat opzicht worden wij allemaal een weduwe op het moment dat wij incarneren op aarde, aangezien wij dan de bewuste verbinding met het Goddelijke kwijtraken. Dat weduwe in dit opzicht de benaming is voor zowel een man als een vrouw is omdat het weduwschap een verwijzing is naar de staat waarin de ziel verkeert; de ziel van de mens wordt van oudsher gezien als vrouwelijk, als ontvangend. In de mystieke traditie wordt de uitverkoren ziel aangeraakt door God en verenigt zij zich met Hem in het heilige huwelijk.
De dode zoon van de weduwe in dit verhaal is de slapende Goddelijke vonk (Christus) die we allemaal met ons meedragen in onze ziel. Dit mogen we onder andere afleiden uit de toevoeging in de tekst dat de jongen monogenēs [4] is, hetgeen eniggeboren maar ook eengeboren (een verwijzing naar het Goddelijke) kan betekenen. Een beschrijving die ook voor Christus zelf wordt gebruikt in de evangeliën.
Jezus raakt de baar aan waarop de dode ligt en zegt: sta op! Tot grote ontsteltenis van de omstanders gaat de jongen overeind zitten en begint te praten. Jezus personifieert in dit verhaal God, Die ons aanraakt en laat opstaan uit de doden. De evangelist Lucas schrijft dat hij innerlijk met ontferming bewogen is over de bedroefde weduwe [5]. We krijgen hierdoor het beeld van een God Die zich het lot van iemand aantrekt. Een God dus Die bewogen kan worden door een mens; onze houding en onze inspanningen kunnen een verschil maken. Het feit dat het tot leven wekken een genadedaad is, wil nog niet zeggen dat het geen zin heeft om zelf ook moeite te doen om uit ‘de dood’ op te staan.
Terugkomend op de stadspoort waardoor de dode naar buiten wordt gedragen: indien we uitgaan van de bovenstaande symboliek is het feitelijk de weduwe zelf die tot leven wordt gewekt. Als we de Bijbelse metaforen aanhouden, wordt met de aanraking in haar ziel het Christuskind – het latente Goddelijke principe in de mens – geboren. We mogen er echter van uitgaan dat deze weduwe niet zomaar een willekeurig mens was. De Goddelijke inwijding was als het ware het sluitstuk van een weg die de stad uit leidde. De stad staat symbool voor het leven in de wereld; voor het aardse en het materialisme.
Dit is het stuk van het spirituele proces waarover wij zelf de regie hebben. Wij moeten zelf het initiatief nemen om de stad, met zijn vertrouwdheid en weelde, te verlaten en de weg terug naar huis te gaan zoeken. In de hele geschiedenis van de mensheid zijn er in alle landen en culturen mythes en verhalen terug te vinden die deze reis beschrijven. Ook de Bijbel – zowel het Oude als het Nieuwe Testament – staat vol met wegwijzers als je de symboliek weet te interpreteren. In de Bijbelvertalingen door de eeuwen heen is echter veel van deze diepere laag verloren gegaan, omdat de (inwijdings)symboliek vaak verborgen zit in een subtiele woordkeuze of geraffineerde zinsconstructie.
De opwekking van het dochtertje van Jaïrus
Om een nog beter idee te krijgen van de rijkheid en gelaagdheid van de evangeliën gaan we ook eens kijken naar een andere opwekking van een dode door Jezus; die van het twaalfjarige dochtertje van de overste van de synagoge, Jaïrus [6]. Het is een intrigerend verhaal, omdat het vervlochten is met een tweede wonder: dat van de genezing van de vrouw die al twaalf jaar aan bloedingen lijdt. Op het eerste gezicht lijken de incidenten niet met elkaar in verband te staan, maar juist door de twee verhalen naast elkaar te leggen wordt de symboliek duidelijk en verschijnt de boodschap aan de lezer.
Ook de opwekking van het dochtertje van Jaïrus is een inwijdingsverhaal dat ten diepste gaat over de ziel van Jaïrus zelf. Welke aanwijzingen zijn hiervoor? Allereerst Jezus die zegt tegen de jammerende aanwezigen dat het kind niet gestorven is, maar slaapt [7]. Het dochtertje staat voor de sluimerende Godsvonk in ieder mens, het Christuskind. Dit kan niet sterven, maar is bij de meeste mensen in een diepe slaap.
Wij zijn door het levensverhaal van Jezus als de Zoon van God er zo aan gewend om te denken aan een mannelijk Christuskind dat het even een gedachtesprong vereist dat ook een dochter symbool kan zijn voor het archetype van de Christus. Toch is dat precies wat hier bedoeld wordt. God de dochter, de Christus, die tot leven wordt gewekt in Jaïrus. In feite is de Christus in ons man noch vrouw, want het Goddelijke is boven de dualiteit van het mannelijke en het vrouwelijke verheven.
Jezus gaat het huis van Jaïrus binnen (God die binnenkomt in de mens), pakt de hand van het meisje en beveelt haar: Talita, koemi! Meisje, sta op! Dan schrijft Marcus iets merkwaardigs: En meteen stond het meisje op en het liep, want het was twaalf jaar; en zij waren geheel buiten zichzelf. Twaalf is het getal van de spirituele volheid. Door het getal twaalf op deze manier te gebruiken wil de evangelist ons vertellen dat het hier gaat om de voltooiing van een spiritueel proces waarin de ziel tot leven wordt gewekt.
Dit wordt bevestigd door een tweede genezing in hetzelfde evangeliehoofdstuk waarin het getal twaalf ook een prominente rol speelt. Op weg naar het dochtertje van Jaïrus wordt Jezus van achteren benaderd door een vrouw die al twaalf jaar aan bloedingen lijdt. Zij heeft zich een weg gebaand door de menigte en raakt zijn bovenkleed aan: … want zij zei: Als ik maar Zijn kleren kan aanraken, zal ik gezond worden. En meteen droogde de bron van haar bloed op, en merkte zij aan haar lichaam dat zij van die aandoening genezen was [8]. Wanneer stopt een vrouw met vloeien? Als ze zwanger wordt! Uit de aanraking van Jezus (lees: God) vloeit een verwekking van het Goddelijke kind voort. Ook nu weer verwijst het getal twaalf naar een voltooid spiritueel proces.
In deze gebeurtenis zit tevens de symboliek van zuivering door de inwerking van de Heilige Geest besloten. Een vrouw die menstrueerde werd in die tijd als ritueel onrein gezien en afgezonderd van de gemeenschap. Niemand raakte haar tijdens de maandelijkse periode aan en er bestonden specifieke geboden en verboden voor de menstruerende vrouw. Het oudtestamentische boek Leviticus zegt expliciet [9]: Wanneer een vrouw vele dagen buiten de tijd van haar afzondering een bloedvloeiing heeft, of wanneer zij langer vloeit dan de tijd van haar afzondering, dan is zij al de tijd dat zij vloeit onrein, net zo als de dagen van haar afzondering.
Doordat de vrouw Jezus van achteren benadert en alleen zijn kleren aanraakt, voelt hij niet bewust haar uitgestrekte hand. Hij voelt echter wel het wegvloeien van zijn kracht: En meteen toen Jezus merkte dat er kracht van Hem uitgegaan was, keerde Hij Zich om in de menigte en zei: Wie heeft Mijn kleren aangeraakt? [10]
Door het verhaal op deze manier te beschrijven ligt de nadruk in deze scene op mysterieuze krachten van Jezus die overgaan op de vrouw. Hiermee licht de evangelist een tipje van de sluier op over wat er gebeurt als wij contact maken met God. Door de aanraking vloeit Goddelijke kracht (energie) over naar de vrouw en het bloeden stopt onmiddellijk: zij is vanaf dat moment ritueel rein. We zien hier de zuiverende werking van het Goddelijke licht in lichaam, geest en ziel van de spirituele aspirant, resulterend in een geestelijke ‘zwangerschap’.
Door de vervlechting van de twee genezingsverhalen ontstaat het beeld van een verwekking en een geboorte. De vloeiende vrouw symboliseert de ziel die zwanger wordt van God. Na de zwangerschap, die we mogen zien als een periode van uitzuivering, komt het dochtertje van Jaïrus tot leven: wordt het Goddelijke kind geboren in de ziel.
In het eerste verhaal steekt Jezus zijn hand uit naar het meisje, gaat het initiatief van hem uit. In het tweede verhaal neemt de vrouw het initiatief. Marcus wil hiermee zeggen dat het geen kwestie is van passief afwachten, hoewel de spirituele zoeker afhankelijk is van de genade van God. Genade moet verdiend worden. De vrouw spant zich in, zij baant zich met moeite een weg door de menigte en heeft een groot vertrouwen in God. Zij staat voor Hem open, waardoor genezing ook mogelijk wordt: Uw geloof heeft u gered, mijn kind. Ga in vrede; u bent van uw kwaal genezen [11].
Ook het vertrouwen van Jaïrus is belangrijk. Jezus zegt tegen hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen [12]. Beide verhalen benadrukken tevens een houding van nederigheid. De vrouw werpt zich neer aan Jezus’ voeten en Jaïrus knielt voor hem, als hij hem smeekt om zijn dochter te genezen. Je (ego) klein maken; beseffen dat je het zonder Gods hulp niet kunt.
Voordat hij het meisje geneest, stuurt Jezus eerst de huilende en jammerende menigte naar buiten [13]. Deze luidruchtige aanwezigen symboliseren innerlijk tumult. Bij zoveel drukte en onrust kan het Goddelijke niet tot leven komen in de mens. Daarna neemt Jezus de vader en moeder mee in de kamer van het kind. Deze kamer mogen we zien als het hart waarin de ziel zetelt. Door de aanwezigheid van de vader en moeder verschijnt het beeld van het heilige huwelijk: de versmelting van het mannelijke en het vrouwelijke in de mens, waardoor het Goddelijke kind geboren wordt.
Jezus neemt ook drie van zijn leerlingen mee naar binnen: Petrus, Jakobus en Johannes. Hierdoor bevinden zich in totaal zes volwassenen om het bed van het meisje. Dat is geen toeval. Zij vormen tezamen het hexagram, de zespuntige ster. Deze verschijnt steeds weer in Bijbelverhalen maar ook in andere spirituele geschriften als er sprake is van een voltooid spiritueel proces. Het hexagram bestaat uit twee in elkaar geschoven driehoeken, hetgeen het versmelten van de tegenstellingen symboliseert. Dit universele symbool drukt daarmee tevens het heilige huwelijk uit dat plaatsvindt in het hart van de mens.
Het evangelieverhaal geeft een prachtig compleet beeld. De symboliek laat geen twijfel bestaan over wat er is gebeurd in de slaapkamer van het meisje. In de volhardende spirituele zoeker vindt door de aanraking van God een wonder plaats. Uit een innerlijk huwelijk, een samengaan van het mannelijke en vrouwelijke, wordt een Goddelijk kind geboren. Een wedergeboorte die van de aspirant een nieuwe mens maakt met een ontwaakt hart. Deze nieuwe mens draagt het zegel van Salomon, het hexagram, op zijn voorhoofd [14].
Het is opvallend dat het in dit verhaal de dochter van de overste van de synagoge betreft. Op verschillende plaatsen in de evangeliën verwijt Jezus de schriftgeleerden en farizeeërs hypocrisie en machtsmisbruik. Bekers en schalen, mooi gepoetst aan de buitenkant, maar van binnen vol roofzucht en onmatigheid. Gewitte grafkelders die er van buiten mooi uitzien, maar van binnen vol liggen met knekels en vergane resten [15]. Jaïrus vormt blijkbaar een uitzondering. Wellicht dat we uit zijn functie een hoge mate van spirituele dienstbaarheid en godsvrucht mogen afleiden en dat deze inwijding hem daarom ten deel valt.
Uit het gedrag van Jaïrus kunnen we in ieder geval opmaken dat hij de juiste innerlijke houding en ontvankelijkheid bezit om deze Goddelijke genadedaad mogelijk te maken. Hij valt voor Jezus op zijn knieën, erkent zijn krachten en stelt zich voor hem open. De naam Jaïrus betekent God verlicht hem. Ook een vingerwijzing dat we deze genezing mogen nemen als een metafoor voor een geestelijke inwijding.
Het verhaal eindigt met Jezus die zegt: Geef haar wat te eten. Een mooie en belangrijke boodschap: God kan onze ziel tot leven wekken, maar wij moeten haar zelf blijven voeden. Weer wordt een actieve houding van de spirituele zoeker benadrukt.
Nieuw leven voor de Bijbel
Het is heel jammer dat maar zo weinigen weten dat de Bijbel ook op deze manier kan worden gelezen. Juist in onze tijd spreekt een boodschap van het latent Goddelijke in de mens – en dit tot leven brengen door innerlijk werk – de serieuze spirituele zoeker aan. Bovendien worden de Bijbelverhalen door deze uitleg verbonden met wat alle profeten door de tijd heen hebben verkondigd, ook die van andere religies en tradities. Dit universele karakter van de (blijde) boodschap overtuigt en verbroedert. We zijn allemaal kinderen van dezelfde God en worden allemaal door Hem geroepen om naar huis te komen. Net zoals de Verloren Zoon uit het evangelie van Lucas [16].
Ik wil deze bijdrage daarom graag eindigen met het uitspreken van de vurige hoop dat ook de Bijbel in deze tijd van ontkerkelijking een doorstart maakt. En dat al degenen op deze wereld die nu in naam van God spreken en werken openstaan voor de diepere boodschap van de evangeliën. Zodat Jezus van Nazareth voor alle toekomstige generaties kan worden wat hij ook wilde zijn: een leermeester en levend voorbeeld van hoe ook wij kunnen opstaan uit de spirituele dood!
Noten:
(1) Mattheüs 8:21-22 en Lucas 9:59-60
(2) Efeziërs 5:14
(3) Lucas 7:11-17
(4) Griekse grondtekst
(5) Lucas 7:13
(6) Marcus 5:21-43
(7) Marcus 5:39
(8) Marcus 5:28-29
(9) Lev. 15:25
(10) Marcus 5:30
(11) Marcus 5:34
(12) Marcus 5:36
(13) Marcus 5:38-40
(14) Openbaring 7:3
(15) Mattheüs 23:25-27
(16) Lucas 15:11-32
Anne-Marie is auteur van het boek:
Ecce Homo, de beeldtaal van de Bijbel