Ecce Homo: zie de lijdende mens!
Ecce Homo: zie de lijdende mens!
De centrale boodschap van het Boeddhisme vinden we verrassend genoeg ook terug in de Bijbel: wie vasthoudt aan zijn ego gaat lijdend door het leven.
De evangeliën willen ons vertellen, verpakt in beeldtaal, hoe wij het goddelijke kunnen realiseren in onszelf. Hiervoor is een proces van zuivering en ontlediging nodig, waarbij het ego moet wijken. Dit verklaart waarom de details rondom het lijden en sterven van Jezus zo verschillen per evangelie. De schrijvers ervan hebben geen historisch verslag geschreven, maar hebben Jezus’ dood en verrijzenis gebruikt als metafoor voor het innerlijke sterven en het wedergeboren worden in God van de spirituele zoeker.
De crucifix als metafoor
Het beeld van de gekruisigde Christus is diep verankerd in onze westerse cultuur. Tot voor kort hing er in ieder rooms-katholiek huis wel een crucifix boven de deur of op een andere belangrijke plaats. Als metafoor heeft het houten kruis met de lijdende Jezus eraan een dubbele betekenis. Enerzijds is het een verbeelding van het ego dat moet sterven in degene die het Koninkrijk van God zoekt:
Toen zei Jezus tegen Zijn discipelen: Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden.(1)
Oftewel: wie net als Jezus ook het innerlijke Koninkrijk van God wil verwezenlijken, moet zichzelf verloochenen (zijn ego loslaten) en zijn kruis opnemen (de pijnlijke weg gaan van zuivering en ontlediging). Wie zijn oude leven (de oude mens, het ego) zal willen behouden, zal niet het eeuwige leven bij God verwerven. Wie echter bereid is zijn oude leven op te geven voor God, die zal Hem vinden.
De crucifix is ook een metafoor voor het goddelijke potentieel dat een gekruisigd bestaan leidt in de mens die gericht is op de materie. Een beeld op zielsniveau; een bloedende, lijdende Christus in ons.
Deze dubbele betekenis van de crucifix wordt het duidelijkste beschreven en toegelicht in het evangelie van Johannes. Voorafgaand aan de kruisiging speelt zich een hartverscheurende scène af, als Jezus wordt gegeseld en bespot door de soldaten. Deze passage bevat een belangrijke sleutel, niet alleen voor het begrijpen van de evangeliën, maar voor de gehele Bijbel.
Toen nam Pilatus dan Jezus en geselde Hem. En de soldaten vlochten een kroon van doornen en zetten die op Zijn hoofd, en zij deden Hem een purperen bovenkleed om, en zeiden: Gegroet, Koning van de Joden! En zij gaven Hem slagen in het gezicht. Pilatus dan kwam weer naar buiten en zei tegen hen: Zie, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik geen schuld in Hem vind. Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon op en het purperen bovenkleed aan. En Pilatus zei tegen hen: Zie, de Mens! Toen dan de overpriesters en de dienaars Hem zagen, schreeuwden zij: Kruisig Hem, Kruisig Hem!(2)
De Pilatus in ons
Pilatus is de gouverneur, de vertegenwoordiger van de Romeinen – de bezetters- in Jeruzalem. Hij vervult op het innerlijke niveau de rol van het ego, dat ook wordt gezien als een buitenstaander en een bezetter in de spiritueel onbewuste mens. Pilatus neemt Jezus en geselt hem, luidt de eerste zin van het bovenstaande citaat. De meeste lezers zullen dit niet letterlijk nemen, maar ervan uitgaan dat Pilatus opdracht geeft aan zijn soldaten om Jezus te geselen. Toch mogen we dit op het symbolische niveau nemen zoals het er staat.
Het ego (Pilatus) met zijn talrijke angsten en onvervulde verlangens zorgt voor veel pijn in de piekerende mens. Striemende, zelfkastijdende gedachten en snijdende, brandende emoties laten wonden achter op de ziel die vaak niet meer genezen en het hele verdere leven worden meegedragen. Ook de doornenkroon drukt dit uit: de mens die gepijnigd wordt door zijn eigen gedachtewereld.
Leven vanuit het ego is lijden, hierover zijn vrijwel alle spirituele tradities het eens. Desalniettemin waant het ego zich koning van het universum. Het stelt zichzelf en zijn verlangens centraal. ‘Hoe kan ik hier beter van worden’ is de vraag die het ego leidt op zijn weg door het leven. Wanneer het ego regeert in het hart, richt de mens zijn vermogen tot liefhebben op zichzelf. Zelfvoldaanheid, ijdelheid en egoïsme zijn het resultaat.
Een kijkje in de spiegel
Ecce Homo! Zie de Mens!, zegt Pilatus, als hij de gegeselde Jezus met doornenkroon en koningsmantel toont aan het publiek: zie de staat waarin de mensheid verkeert! Geslagen, verwond, geboeid. Een gevangene van het ego. Een bloedende en lijdende zelfverklaarde koning. Lijdend, omdat wij ons identificeren met wat vergankelijk is. Jezus staat hier model voor de mensheid. Dit is hoe God ons aantreft als wij op weg gaan om Hem te zoeken.
Kruisig Hem, kruisig Hem!, roept het publiek. De uitweg voor de mens uit het lijden is de kruisiging van het ego. Om te getuigen van deze waarheid is Jezus op de wereld gekomen, zegt hij: Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor. Pilatus zei tegen Hem: Wat is waarheid?(3)
En dan refereert Pilatus aan iets wat historici nooit in andere geschriften terug hebben kunnen vinden: dat het in die tijd de gewoonte was om tijdens het Pascha een gevangene vrij te laten.(4) Dit is zeer waarschijnlijk een verzonnen element in de evangeliën, dat dient om de kern van het spirituele proces duidelijk te maken. Als Pilatus namelijk vervolgens vraagt of hij Jezus zal vrijlaten, roepen de Joden: Niet Deze, maar Barabbas!.(5)
De bevrijding van de innerlijke Barabbas
De naam Barabbas betekent zoon van de vader. Jezus noemt God in de evangeliën Abba, het Aramese woord voor Vader. Voor ons wordt door middel van de naam van deze misdadiger duidelijk gemaakt dat degene die vrijgelaten moet wordende Zoon van de Vader, oftewel de (innerlijke) Christus, is! (In sommige handschriften van het evangelie van Mattheüs wordt zelfs gesteld dat Barabbas de voornaam Jezus had.)
De rollen zijn dus even omgedraaid in deze scène ten opzichte van de andere verhalen in de evangeliën waarin Jezus meestal het goddelijke vertegenwoordigt. De gegeselde Jezus staat hier symbool voor de mens die gevangen zit in de wereld van het ego. Deze moet gekruisigd worden. En Barabbas vertegenwoordigt – gebaseerd op zijn naam – het goddelijke in de mens. Deze moet bevrijd worden van zijn gevangenschap.
Wat is de waarheid?, laat de evangelist Pilatus vragen.(3) Om meteen daarna de roep om bevrijding van Barabbas en de kruisiging van Jezus te beschrijven. Dit is geen toeval. Dit is het antwoord op de vraag van Pilatus. Het kleine ik moet sterven om plaats te maken voor God.
Hierna volgt een kernzin die als het ware het hele evangelie samenvat. Voor de juiste vertaling moet je naar een Bijbel gaan die dicht bij de Griekse grondtekst blijft. Moderne vertalingen luiden namelijk meestal iets als:
‘Wij hebben een wet,’ antwoordden de Joden, ‘die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich heeft uitgegeven voor de Zoon van God.’ (Groot Nieuws Bijbel 1996) (6)
Letterlijk staat er echter dat Jezus moet sterven omdat huion theou heauton epoiēsen: omdat hij zichzelf Zoon van God heeft gemaakt. Jezus heeft God in zichzelf verwezenlijkt, is Zoon van God geworden, en daarom moet zijn kleine ik, zijn ego sterven.
De wedergeboorte
Elders in het evangelie van Johannes ligt Jezus dit proces van godsrealisatie toe in een opmerkelijk gesprek met de farizeeër Nicodemus en noemt dit een wedergeboorte (zie kader). Niet alleen is deze passage een peiler geworden onder de christelijke leer, de spirituele zoeker krijgt hier tevens cruciale aanwijzingen van Jezus zelf over de innerlijke verwezenlijking van het Koninkrijk van God.
Het gesprek met Nicodemus
- En er was een mens uit de Farizeeën; zijn naam was Nicodemus, een leider van de Joden.
- Deze kwam ‘s nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is.
- Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.
- Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder ingaan en geboren worden?
- Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.
- Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.
- Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden.
- De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.
- Nicodemus antwoordde en zei tegen Hem: Hoe kunnen deze dingen gebeuren?
- Jezus antwoordde en zei tegen hem: Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?
- Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wij spreken over wat Wij weten en getuigen van wat Wij gezien hebben, en toch neemt u Ons getuigenis niet aan.
- Als Ik aardse dingen tegen u zei en u niet gelooft, hoe zult u geloven als Ik hemelse dingen tegen u zeg?
- En niemand is opgevaren naar de hemel dan Hij Die uit de hemel neergedaald is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.
- En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden,
- opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
(Joh. 3:1-15)
In vers 5 lezen we: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. De betekenis hiervan is dat de mens eerst een reinigingsproces moet ondergaan, door inwerking van de Heilige Geest (of de kundalini-energie in de oosterse tradities), wil God zijn intrek kunnen nemen in ons.
Ter verduidelijking vervolgt Jezus in vers 8: De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.
Hij legt hiermee uit waartoe het reinigingsproces door de Geest (kundalini) leidt. Hoe een wedergeboorte voelt. Het ego wordt ontdaan van al zijn overbodige ballast en vervuilingen. Het wordt ‘transparant’; schijnbaar afwezig. De wedergeboren mens ervaart slechts puur bewustzijn, zonder gedachten. Het persoonlijk verleden is verdwenen uit de gevoelswereld. Anderen ervaren deze persoon als egoloos; als ‘doorzichtig’, zoals de wind.
In het boek Jesaja benoemd God expliciet dit uitwissen van het persoonlijke verleden:
Want zie, Ik schep een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde.
Aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden,
ze zullen niet meer opkomen in het hart. (7)
Jezus zegt dat hij weet waarover hij het heeft en dat hij spreekt uit eigen ervaring (vers 11). Ook hij heeft dit proces van wedergeboorte doorgemaakt en zijn ego afgelegd. Wat hij zegt komt vanuit God en niet vanuit zijn ego.
Het gesprek lijkt een andere wending te nemen als Jezus in vers 14 zijn kruisiging aankondigt. Niets is echter minder waar. Ook deze woorden vormen een toelichting op het begrip wedergeboorte. Jezus geeft hiermee aan dat zijn kruisiging en verrijzenis, die hierna volgt, de geestelijke wedergeboorte symboliseren van de mens die zijn ego heeft afgelegd.
Jezus zelf bevestigt deze interpretatie, door in het vers waarin hij zijn kruisiging aankondigt, een verband te leggen met het verhaal van Mozes en de koperen slang: En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden…
Dit is een expliciete verwijzing naar een kundalini-ontwaken!
Mozes en de koperen slang
Tijdens hun veertigjarige reis door de woestijn krijgt het volk van Mozes te maken met gifslangen waarvan de beet dodelijk is. God geeft Mozes opdracht om een slang van koper te maken en deze op een paal te zetten. Wie naar de koperen slang kijkt nadat hij is gebeten, blijft in leven. (8)
Het Hebreeuws dat is vertaald met gifslangen –nachash saraph– betekent letterlijk brandende (vurige) slangen. Deze slangen van vuur verbeelden de kundalini -energie. Het verhaal laat zien wat de gevolgen zijn als de goddelijke energie in het bekken wordt aangewend voor de verlangens van de (onder)buik; voor zintuiglijke bevrediging en oppervlakkige pleziertjes.
Als ‘de vurige slang’, na het ontwaken, niet omhoog wordt geleid, maar blijft hangen in het bekken en hier de buik ‘in brand’ zet (‘branden van verlangen’), werkt deze als een dodelijk gif voor de ziel. De mens sterft in spiritueel opzicht. Wordt de slang echter omhoog geleid door de wervelkolom (‘op een paal gezet’) dan blijft de mens ‘leven’.
Met zijn uitspraak dat hij verhoogd moet zoals Mozes de slang heeft verhoogd, wil Jezus ons laten weten dat wij zijn kruisiging moeten zien als een verbeelding van een kundalini-ontwaken. Hij zal dit innerlijke proces van godsrealisatie fysiek tot uitdrukking brengen. Hij zal voor de ogen van de hele wereld het sterven van het ego en de innerlijke ‘opstanding’ zichtbaar maken. Een gruwelijk schouwspel waarvan je je onwillekeurig afvraagt of wij deze spirituele les niet op een andere wijze gepresenteerd hadden kunnen krijgen.
Het onmenselijke lijden en sterven van Jezus heeft in ieder geval zijn uitwerking niet gemist. Het heeft diepe sporen getrokken in ons collectieve bewustzijn en van het christendom een wereldreligie gemaakt.
De verdwijning van Enoch
Onzichtbaar worden, net als de wind, kent een prachtige parallel in het Oude testament: Henoch leidt een vroom leven, tot hij na 365 jaar door God wordt ‘weggenomen’. Het verhaal over Henoch beslaat slechts vier verzen in het boek Genesis:
Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach.
En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar.
Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg.(9)
De ontlediging die nodig is om het Koninkrijk van God te verwerven kan de mens niet op eigen kracht tot stand brengen. Het ego kan niet zichzelf laten verdwijnen. Hiervoor is een zuiveringsproces nodig door Gods Geest. God ‘neemt ons weg’ als wij onszelf hiervoor waardig maken door een aan God toegewijd leven (de naam Henoch betekenttoegewijd).
Dit klinkt ook door in de brief van de apostel Paulus aan zijn medewerker Titus, waarin hij spreekt over het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest:
Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheiddie wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.(10)
Voor een wedergeboorte en ‘zaligmaking’ zijn wij afhankelijk van Gods genade. Dit is een boodschap die op weerstand stuit bij het ego, dat liever spirituele vorderingen beschouwt als een persoonlijke prestatie en er graag status aan ontleent. Hoogmoed is een valkuil waarin menig spiritueel zoeker belandt.
Wat nodig is voor deze weg, wordt prachtig samengevat door Jezus in zijn Bergrede: een klein ego (‘arm zijn van geest’), zachtmoedigheid, barmhartigheid en een zuiver hart.(11)
Noten:
(1) Matt. 16:24-25
(2) Joh. 19:1-6
(3) Joh. 18:37-38
(4) Joh. 18:39
(5) Joh. 18:40
(6) Joh. 19:7
(7) Jesaja 65:17
(8) Numeri 21:4-9
(9) Gen. 5:21-24
(10) Titus 3:4-5
(11) Matt. 5:1-7
Anne-Marie Wegh schrijft boeken over de symboliek in de Bijbel, waaronder Ecce Homo, de beeldtaal van de Bijbel.