Gevangen in de buik van de wolf

Voordat er lang en gelukkig geleefd kan worden in sprookjes, mythes en legendes, moeten er vaak eerst heel wat hindernissen worden genomen. Een terugkerende verhaallijn is het boosaardige dier dat de hoofdpersoon gevangen houdt, of waarmee een gevecht op leven en dood moet worden geleverd. Op een dieper niveau gaat het hier om een thema dat zo oud is als de mensheid zelf: het spanningsveld tussen onze hogere, goddelijke natuur en onze lagere, dierlijke natuur.

Of wij het beseffen of niet, innerlijk worden wij continu heen en weer geslingerd tussen onze dierlijke instincten, die geworteld zijn in ons lichaam, en de verlangens van onze ziel, die verbonden zijn met het goddelijke. Al die eeuwenoude verhalen proberen ons in beeldtaal te leren hoe wij met deze oerkrachten moeten omgaan en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat het goede, het hogere, overwint.

Dieren, hoe lief en prachtig ze er soms uitzien, zijn in staat tot – in onze ogen – grote wreedheid. Zwakkeren worden verstoten, rivalen verwond, onvolmaakte kinderen gedood. We kunnen ze het echter niet kwalijk nemen. Hun gedrag is instinctief, en ten behoeve van het voortbestaan van de soort, niet het resultaat van een vrije keuze. Wij mensen hebben echter wel het vermogen om goed en kwaad van elkaar te kunnen onderscheiden en ons in te leven in anderen. Wij zien onszelf dan ook als de kroon op de schepping. Ver verheven boven het primitieve dierenrijk. Toch is heel veel van ons gedrag te herleiden naar onze dierlijke afkomst.

Wie een willekeurig magazine openslaat ziet dat wij gepreoccupeerd zijn door vooral ons uiterlijk (pronken en poetsen van dieren), seks en voedsel. Wie naar sport kijkt, ziet gesublimeerde territoriumdrift en wedijver. Ook eigenschappen als bijvoorbeeld hebberigheid, agressie, jaloezie en egoïsme zijn dierlijke neigingen. En niet te vergeten ons kuddegedrag. Wie zich daar niet aan schuldig maakt, die werpe de eerste steen!

En tussen die chaos van dierlijke neigingen door, roept een zachte stem vanuit ons hart, waar onze hogere natuur zetelt, ons op tot mededogen, dienstbaarheid, rechtvaardigheid en delen met anderen.

Half dier, half mens

In beeldtaal uitgedrukt zijn wij in feite half dier en half mens, zoals bijvoorbeeld de Minotaurus uit de Griekse mythologie. Dit schepsel met de kop en staart van een stier en het lichaam van een man, zat volgens het verhaal gevangen in een labyrint. Eens in de zoveel tijd werden zeven jongens en meisjes aan hem geofferd als voedsel. De koningszoon Theseus kan dit niet langer aanzien. Hij gaat met gevaar voor eigen leven het labyrint in en doodt de Minotaurus.
Deze prachtige mythe laat zien hoe op een onbewust niveau (het labyrint) onze levenskrachten (de jongens en meisjes) worden aangewend voor onze dierlijke impulsen (de Minotaurus). Het getal zeven verwijst naar de chakra’s, van welke de energie wordt ‘verslonden’, als het ware, door onze lagere natuur.

Theseus en de Minotaur in het labyrinth

De boodschap dat de mens zijn vitaliteit eenzijdig verspilt aan zijn lagere driften vinden we ook terug in veel sprookjes, bijvoorbeeld het verhaal van de wolf en de zeven geitjes. Ondanks de waarschuwing van hun moeder weet de sluwe wolf de jonge geitjes over te halen de deur voor hem te openen, doordat hij zijn stem verdraait en zijn poten wit maakt.

De leugenachtige wolf die zich anders voordoet dan hij is, is een prachtige metafoor voor de wereld van de materie met zijn valse glitter en goud waar veel mensen voor zwichten en zich door laten hypnotiseren. Macht, bezit en seks (dierlijke impulsen) als levensvervulling zullen nooit werkelijk hun beloftes waarmaken. Het is een illusie die ons echter al van kleins af aan wordt voorgehouden door de buitenwereld.

Machteloos tegen de verleidingen van deze illusie (Maya) worden we ‘opgeslokt’ door het dierlijke in ons, net zoals de geitjes door de hongerige wolf. Eén van de zeven geitjes weet echter te ontsnappen, doordat het zich verstopt in de klok, die met zijn tikkende uurwerk symbool staat voor het hart van de mens. Dit geitje vertelt zijn moeder wat er is gebeurd en samen gaan ze op zoek naar de wolf. Ze vinden hem slapend (lees: spiritueel onbewust) ergens in het bos.

Moeder geit snijdt de buik van de wolf open en de zes kleine geitjes springen er levend uit. Ze stopt daarna stenen in de buik van de wolf en naait deze weer dicht. Als de wolf later op staat en wat wil gaan drinken valt hij door de stenen voorover en verdrinkt in de vijver. De stenen in de buik verwijzen naar onze onderste drie chakra’s die gericht zijn op de materie. Het water is het onbewuste waarin het dierlijke in ons zich roert.

Dit verhaal wil ons vertellen dat wij ons in de luren hebben laten leggen door de wolf en op dit moment gevangen zitten in zijn buik, in het donker, wat in de beeldtaal betekent: spiritueel onbewust. De energie van onze chakra’s (de zes geitjes) wordt alleen gebruikt voor onze (onder)buikverlangens die gericht zijn op de materie, zintuiglijk plezier en het ego. De sleutel tot onze bevrijding ligt in ons hart (de klok).

Mijn toehoorders worden altijd heel enthousiast als ik vertel over de diepere betekenis van een sprookje. Een overbekend verhaal waar je als kind met rode wangetjes naar hebt geluisterd, blijkt ineens een diepgaande en confronterende boodschap voor volwassenen te bevatten… En zelden is men sceptisch over mijn interpretatie. Men voelt intuïtief aan dat het klopt.

Diezelfde combinatie van verbazing en enthousiasme ervaar ik zelf ook elke keer als ik de beeldtaal van de Bijbel bestudeer. Eeuwenoude verhalen, gegrift in ons collectieve bewuste, en eveneens vaak voor het eerst als kind al gehoord, komen ook in een heel ander licht te staan. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament bevat een diepere laag voor ‘volwassenen’ in de spirituele zin, verborgen in symboliek en metaforen, net zoals bij sprookjes. Wachtend om ontdekt te worden door degenen die er aan toe zijn, degenen die het kunnen begrijpen.

Ook in de Bijbel is de centrale onderliggende boodschap dat wij half dier en half mens zijn, en wordt ons – in vele variaties op steeds ditzelfde thema – verteld hoe wij hier mee om moeten gaan. Ik geef u graag een voorbeeld uit de evangeliën.

Ons hart

In het Nieuwe Testament wordt het dierlijke in ons symbolisch vertegenwoordigt door de Satan, maar ook door o.a. koning Herodes en Pilates. Jezus van Nazareth vertegenwoordigt onze hogere natuur.

De gebeurtenissen rond Pasen leiden tot een definitieve overwinning van het hogere. Het begint met Jezus die op een ezel gezeten Jeruzalem inrijdt. Hij wordt door een juichende menigte als een koning onthaald. Het verhaal van deze intocht zit boordevol symboliek. Op een dieper niveau willen de evangelisten een beeld schetsen van wat er gebeurt als wij ons verbinden met onze hogere natuur en God in ons zijn intrek neemt.

Jeruzalem is de hoofdstad, het centrum van het land, en staat symbool voor het hart van de mens. De uitzinnige menigte verbeeldt onze innerlijke wereld, waarin een grote vreugde en gelukzaligheid voelbaar is als het goddelijke ons hart binnenkomt.

Jezus die een triomftocht maakt op een ezel laat ons zien dat hij zijn dierlijke driften volledig meester is geworden. Maar hier is nog meer over te zeggen. De leerlingen worden er door Jezus op uitgestuurd om de ezel verderop in het dorp los te maken en op te halen, met de boodschap: De Heere heeft het nodig.(1) God heeft de ezel (de dierlijke driften) nodig om ermee Jeruzalem (ons hart) in te kunnen rijden. Deze instinctieve oerkrachten in ons moeten niet worden onderdrukt, zoals helaas vaak wel gebeurt in spirituele tradities, maar worden getransformeerd. Gesublimeerd, naar een hoger niveau gebracht, kunnen ze in plaats van een hindernis juist een hulp, een voertuig worden op de weg naar God!

Ook de aanwijzing van Jezus dat de leerlingen de vastgebonden ezel moeten losmaken is belangrijk.(2) Het dierlijke in ons moet worden bevrijd. De evangelist Marcus vermeldt bovendien nog dat de ezel bij de deur, buiten bij de wegsplitsing staat.(3) Een deur is een klassiek symbool voor een (spirituele) overgang. Een doorgang naar iets anders, iets nieuws. De wegsplitsing geeft aan dat we de keuze hebben onze dierlijke krachten te gebruiken om onze lagere natuur of onze hogere natuur te voeden.

In het evangelie van Mattheüs neemt Jezus zelfs op twee ezels plaats: een ezelin en haar veulen.(4) Als je dit letterlijk neemt een nogal merkwaardige situatie. Het ezelsveulen verbeeldt echter de noodzakelijk omvorming of vernieuwing van het dierlijke.

Het verhaal van de intocht verschaft tevens helderheid over wat onze taak is in het proces en wat we aan onze Schepper mogen overlaten. In de meeste Bijbelverhalen mogen we onszelf invullen daar waar iets wordt gezegd over de leerlingen van Jezus. Hier, voor de poorten van Jeruzalem, krijgen de leerlingen een duidelijke opdracht:
En de discipelen gingen heen en deden zoals Jezus hun bevolen had; zij brachten de ezelin en het veulen, en zij legden hun kleren erop en zetten Hem daarop.(5)

Wij moeten zelf onze dierlijke driften losmaken en naar Jezus (lees: God) brengen. God zal deze krachten omvormen en gebruiken om zijn intocht te maken in ons. Concreet betekent dit dat we onze vitaliteit niet meer gebruiken voor zintuiglijke bevrediging, maar deze richten op onze geestelijke verlangens. Let wel: het dierlijke moet worden losgemaakt. Deze krachten moeten kunnen stromen, niet worden onderdrukt. God heeft de ezel nodig om zijn intocht te kunnen maken!

Wij dienen ook zelf onze kleding (egoaspecten) af te leggen. In feite is dat wat de spirituele weg inhoudt: onszelf uitkleden en naakt voor God verschijnen. Weer worden zoals Adam en Eva, toen zij nog verbleven in het paradijs.

Conclusie

Wie denkt dat hij een vrij mens is, leeft in een illusie. Totdat we onze tweeledige natuur bewust zijn geworden en het innerlijke werk hebben gedaan dat nodig is voor integratie, sublimatie en heelheid, zijn we geen vrije mensen, maar een gevangene van onze – voor het grootste deel – onbewuste dierlijke impulsen.

Noten:
(1) Mattheüs 21:3, Marcus 11:3, Lucas 19:31
(2) Mattheüs 21:2, Marcus 11:2, Lucas 19:31
(3) Marcus 11:4
(4) Mattheüs 21:7
(5) Mattheüs 21:6-7

Dit artikel is gepubliceerd in Bres magazine (maart ’15)
Copyright Anne-Marie Wegh 2015

Anne-Marie Wegh is auteur van o.a. het boek
Johannes de Doper die Jezus de Christus werd.

Deel dit artikel

Door |2022-03-13T22:28:48+00:00maart 29th, 2015|Bres|0 Reacties
Ga naar de bovenkant